“De vrouw dat ik daarnet ben tegen gekomen, vertelde dat het meisje die mij in de winkel bediende, eigenlijk redelijk wat taalfouten maakt.” Klopt, die zin wemelt van de onnauwkeurigheden. 😱 Het is dan ook niet altijd even makkelijk om de regel te weten of je ‘die’ of ‘dat’ moet gebruiken. Gelukkig zal je na het lezen van dit artikel minder fouten maken op het gebruik van de voornaamwoorden. We leggen je de regels uit wanneer die of dat een aanwijzend of betrekkelijke voornaamwoord is en wanneer je ze nu net moet gebruiken.
Die/dat worden vaak door elkaar gebruikt. Het zijn beide voornaamwoorden die je kan gebruiken om zaken simpelweg aan te wijzen (dat boek staat in die kast) of om te verwijzen naar een woord dat er vlak voor staat (het boek dat, de kast die). Het gaat respectievelijk om die of dat als aanwijzend en betrekkelijk voornaamwoord. In dit artikel leggen we je het verschil uit tussen het gebruik van die/dat als aanwijzend of betrekkelijk voornaamwoord.
Aanwijzende voornaamwoorden: die of dat
Het woord zegt het zelf: ze wijzen bijna letterlijk iets of iemand aan. Je hebt verschillende aanwijzende voornaamwoorden, zoals dit, deze, zo’n, zulk, zulk een, die en dat. Dit artikel focust zich op de laatste twee.
Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden en zal in vergelijking met ‘dit’ verwijzen naar iets of iemand verder weg.
Dat examen kost mij altijd bloed, zweet en tranen. (het examen)
Dat handboek legt de leerstof niet zo goed uit. Ik verkies dit artikel, veel duidelijker! (het handboek)
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en naar meervoudige woorden. Het zal in vergelijking met ‘deze’ verwijzen naar iets of iemand verder weg.
Die regel zal je helpen bij het studeren van de voornaamwoorden. (de regel)
Die theorieën kunnen je een handje helpen bij je examen Nederlands. (theorieën = meervoud)
Betrekkelijke voornaamwoorden: die of dat
Een betrekkelijke voornaamwoord is een woord dat betrekking heeft (= verwijzen naar) op een woord dat of een woordgroep die er vlak voor staat. Dat voornaamwoord zal de verbinding vormen tussen twee zinsdelen. Je hebt verschillende betrekkelijke voornaamwoorden, zoals wie, wat, hetgeen, hetwelk, welk(e), die en dat. Dit artikel focust zich op de twee meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden: die en dat.
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en naar meervoudige woorden.
Dankzij deze regel word jij de beste taalkundige die jouw leerkracht al heeft gezien.
Studenten die dit artikel lezen, zullen optimaal voorbereid zijn op hun examen Nederlands.
Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden.
Het handboek dat onze leerkracht Nederlands gebruikt, legt de betrekkelijke voornaamwoorden niet goed uit. Dit artikel wel. Joepie. 😉
Het resultaat dat ik behaalde op het examen Nederlands, geef mij veel zelfvertrouwen.
Tip: ben je in de war? Kijk dan naar de laatste letter van het lidwoord. ‘de’ eindigt op ‘e’, en krijgt ‘die’ als voornaamwoord. Dat eindigt ook op een ‘e’! ‘Het’ eindigt op ‘t’ en krijgt ‘dat’ als voornaamwoord. Dat eindigt ook op een ‘e!’
Nu ben je helemaal klaar voor die toets of dat examen Nederlands waarvoor je eerst zo vreesde. Zie je wat we daar deden? 😉 Heb je nog meer nood aan oefeningen op de Nederlandse voornaamwoorden, bekijk dan zeker eens ons artikel over de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Heb je wel vaker moeilijkheden met de Nederlandse grammatica? BijlesHuis stelt je vrijblijvend voor aan een ervaren docent Nederlands voor bijles op maat. Wij helpen je graag verder!
Laat hieronder je gegevens achter en blijf zo op de hoogte van onze nieuwste artikels! Je ontvangt verder geen reclame of andere e-mails.