Moet je op school Latijnse stijlfiguren kennen? In teksten worden vaak stijlfiguren gebruikt, ook in het Latijn. Of je nu Cicero, Catullus of Vergilius leest tijdens je lessen, in al deze werken komen Latijnse stijlfiguren veelvuldig voor. Let er maar eens op als je een tekst doorspit. Daarom vind je hieronder een lijst met stijlfiguren die je kan tegenkomen in je Latijnse teksten. Ook geven we overal een voorbeeld bij, zowel in het Nederlands als in het Latijn. Stijlfiguren geven nu eenmaal wat meer leven aan een tekst, vind je niet?
Inhoudstafel stijlfiguren Latijn
- alliteratie
- anafoor
- antithese
- apostrofe
- assonantie
- asyndeton
- chiasme
- climax (of anticlimax)
- ellips
- enallage
- enumeratie
- eufemisme
- exclamatie
- hyberbaton
- hyperbool
- ironie
- litotes
- metafoor
- metonymie
- paradox
- parallellisme
- personificatie
- pleonasme
- polysyndeton
- praeterio (Cicero)
- prolepsis
- repetitio
- retorische vraag
- sententia (gnome)
- tautologie
- trikolon
- vergelijking
Alliteratie
Een alliteratie is een stijlfiguur waarbij de beginletter van twee of meer woorden hetzelfde is.
Nederlands: ‘Het bezige bijtje zoekt bijles.’
Latijn: ‘veni, vidi, vici’-‘ik kwam, ik zag, ik overwon.’ (Caesar)
Anafoor
Een anafoor is een herhaling van een woord aan het begin van twee of meer opeenvolgende zinnen of regels. Het doel bij het gebruik van een anafoor is ergens nadruk op leggen.
Nederlands: ‘De punten van die klas waren echt goed, de punten waren geweldig.’
Latijn: ‘Ille mi par esse deo videotur, ille si fas est superare divos’-‘die man lijkt mij gelijk aan een god, hij die, als het veroorloofd is, goden overtreft.’ (Catullus)
Antithese
Bij een antithese plaats je twee tegenovergestelde begrippen achter elkaar, om een bepaalde spanning te creëren.
Nederlands: ‘Mijn bijlesdocent helpt mij in goede en slechte tijden.’
Latijn: ‘alieni adpetens, sui profusus’-‘op zoek naar het eigendom van anderen, nalatig met het zijne.’ (Sallustius)
Apostrofe
Bij dit stijlfiguur richt de schrijver zich tot een andere persoon, organisme of object. Vaak is die persoon overleden of niet aanwezig.
Nederlands: ‘O professor, waarom heeft u de leerstof zo moeilijk uitgelegd dat ik het nu lastig heb met mijn huiswerk?’
Latijn: ‘o tempora, o mores!’-‘o tijden, o zeden!’ (Cicero)
Assonantie
Assonantie is een rijmvorm waarbij de klinkers van twee lettergrepen of woorden hetzelfde zijn.
Nederlands: ‘Wat dom dat ik mijn passer vergat.’
Latijn: ‘luna ludit lunae’-’de maan speelt met de maan’
Asyndeton
Bij een asyndeton somt men woorden op zonder voegwoorden om het levendiger en vlotter te laten klinken. Je kunt het asyndeton in twee groepen onderscheiden: een copulatief asyndenton en een adversatief asyndeton. Bij een copulatief asyndeton kun je het voegwoord ‘en’ ertussen plakken en bij een adversatief asyndeton kun je ‘maar’ toevoegen.
Copulatief asyndeton
Nederlands: ‘Ik ben goed in alle vakken: wiskunde, Frans, Engels, aardrijkskunde, geschiedenis, (en) chemie.’
Latijn: ‘veni, vidi, vici’-‘ik kwam, ik zag, (en) ik overwon.’ (Caesar)
Adversatief asyndeton
Nederlands: ‘Niet Frans, (maar) wiskunde was lastig.’
Latijn: ‘nubere Paula cupit nobis, ego ducere Paulam nolo’-’Paula wil met mij trouwen, (maar) ik wil niet met Paula trouwen.’ (Martialis)
Chiasme
Bij dit stijlfiguur, ook wel een kruisstelling genoemd, vormen de woorden in de zin een kruis, wat betekent dat het eerste deel omwisselt met het tweede deel.
Nederlands: ‘De school vormt niet alleen de leerlingen, de leerlingen vormen ook de school.’
Latijn: ‘omnia possideat, non possidet aera Minos’-‘Minos mag dan alles bezitten, de lucht bezit hij niet.’ (Ovidius)
Climax (of anticlimax)
Een climax is een opsomming van minstens drie woorden of zinsdelen, waarbij de woorden geordend zijn in een stijgende lijn. Andersom is het ook mogelijk. Wanneer de woorden in kracht afnemen spreken we van een anticlimax.
Climax
Nederlands: ‘Ik heb niet uren, niet dagen, maar weken gestudeerd voor die toets.’
Latijn: ‘fuit mea puella, amica, sponsa, uxor’-‘ze was mijn meisje, vriendin, verloofde, vrouw.’
Anticlimax
Nederlands: ‘Ik kreeg geen 80%, geen 70%, maar 60%.’
Latijn: ‘quodsi aut causa criminis aut facti suspicio aut quaelibet denique vel minima res...’-’als er een grond voor de beschuldiging, een verdenking voor het gebeurde, of zelfs ook maar de kleinst mogelijke zaak wordt gevonden...’ (Cicero)
Ellips
Het weglaten van een of meerdere woorden die als vanzelfsprekend beschouwd kunnen worden. De ellips is alleen te begrijpen wanneer je de context van de hele zin hebt.
Nederlands: ‘Heb je die opdracht nog steeds niet af? Doe (die opdracht) het gewoon!’
Latijn: ‘librum mihi da! Liber meus (est)!’- ‘Geef het boek aan mij! (het is) Mijn boek!’
Enallage
Bij een enallage laat de schrijver een bijvoeglijk naamwoord grammaticaal bij een woord horen waar dat minder goed past dan bij een ander woord in de zin.
Nederlands: ‘De docent leerde zijn leerlingen een streng lesje.’
Het zou hier logischer zijn als er stond: ‘de strenge docent leerde zijn leerlingen een lesje.’
Latijn: ‘moenia Romae altae’-‘de muren van het hoge Rome.’ (Vergilius)
Het zou hier logischer zijn als er stond: ‘de hoge muren van Rome.’
Enumeratie
Een enumeratie is een opsomming, meestal om ergens nadruk op te leggen.
Nederlands: ‘Jij kan echt alles: rekenen, schrijven, tekenen, presentaties geven, voetballen..’
Latijn: ‘fortuna audax iuvat, labor omnia vincit, sapienta potentia est’-‘geluk helpt de moedige, hard werk overwint alles, wijsheid is macht.’
Eufemisme
Een van de bekendste Latijnse stijlfiguren. Verzachtende woorden om iets minder hard over te laten komen.
Nederlands: ‘Hij leert op zijn eigen tempo in zijn leerproces.’ (in plaats van ‘hij loopt achter.’)
Latijn: ‘dormit’-‘hij/zij slaapt’ (in plaats van is gestorven)
Exclamatie
Een korte uitroep die emotie uitdrukt.
Nederlands: Heb je geen voldoende? ‘Ocharme!’
Latijn: ‘vivat!’-‘lang leve!’
Dit wordt gebruikt als toast, net als ‘santé!’
Hyperbaton
Wanneer twee woorden die normaal gesproken bij elkaar horen, niet naast elkaar staan. In het Nederlands zie je dit zelden, omdat de woordvolgorde vrij strikt is. In het Latijn komt de hyperbaton wel regelmatig voor.
Latijn: ‘brevis a natura nobis vita data est’-‘een kort leven werd ons door de natuur gegeven.’ (Cicero)
Kort en leven horen eigenlijk bij elkaar, maar werden uit elkaar gehaald.
Hyperbool
Bij dit stijlfiguur zeg je iets sterk overdreven.
Nederlands: ‘Hij is al eeuwen bezig met die toets.’
Latijn: ‘mille passus’-‘duizend stappen.’
Ironie
Het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt. Vaak om ergens mee te spotten.
Nederlands: ‘Wat fijn, weer een onvoldoende...’
Latijn: ‘fortes viri’-‘dappere mannen.’
Dit kan gezegd worden wanneer je eigenlijk ‘zwakkelingen’ bedoelt.
Litotes
Iets bevestigen door het tegenovergestelde te ontkennen.
Nederlands: ‘Met dat groepje was het niet onaangenaam samenwerken.’ (= ‘het was een prettige samenwerking.’)
Latijn: ‘non ignoro quid agas’-‘ik ben niet onwetend wat je doet.’ (= ‘ik begrijp wat je doet.’)
Metafoor
Een metafoor is een soort vergelijking waarbij je het woord volledig vervangt en het woord ‘zoals’ niet gebruikt wordt.
Nederlands: ‘Kennis is de sleutel tot succes.’
In dit geval is kennis niet echt een sleutel, maar is sleutel een metafoor voor ‘manier’.
Latijn: ‘flumen sapientiae’-‘rivier van wijsheid.’
Het gaat hier niet echt om een rivier, maar wordt ermee vergeleken, omdat het voortdurende stroming en groei symboliseert.
Metonymie
Een metonymie is ook een vergelijking, maar bij een metonymie vervang je een woord met een ander woord dat er een logisch en aantoonbaar verband mee heeft.
Nederlands: ‘De docent wilde even de neuzen tellen.’
In dit geval wordt met neuzen leerlingen bedoeld, want een neus is onderdeel van een persoon en dus een metonymie in deze zin.
Latijn: ‘ferrum’-‘ijzer.’
In dit geval wordt met ferrum een zwaard of dolk bedoeld, maar benoemt men het door middel van het materiaal. Ook dit is een voorbeeld van een metonymie.
Paradox
Een tegenstelling die niet te combineren lijkt, maar bij nader inzien toch logisch is. We noemen dit ook wel een schijnbare tegenstelling.
Nederlands: Mijn leraar vertelde mij: ‘je moet eerst weten wat je niet weet.’
Het lijkt hier alsof het een onlogische tegenstelling is, maar als je er nog eens naar kijkt, zie je dat het wel degelijk logisch is. Nieuwsgierigheid en het willen opdoen van nieuwe kennis is cruciaal, en daarvoor moet je dingen komen te weten die je nog niet weet.
Latijn: ‘ignorantia est felicitas’-‘onwetendheid is geluk.’
Het lijkt alsof deze stelling niet klopt, want geluk wordt vaak geassocieerd met kennis. Er wordt hier echter bedoeld dat het soms prettiger en gelukkiger kan zijn om niet op de hoogte te zijn van bepaalde waarheden.
Parallellisme
Wanneer twee of meer zinnen of tekstelementen parallel aan elkaar lopen.
Nederlands: ‘Bij meneer Janssens leer ik Frans, bij mevrouw Peeters leer ik wiskunde en bij mevrouw Maes leer ik Nederlands.’
In dit voorbeeld worden drie docenten van drie verschillende vakken opgesomd op identieke wijze: bij+docent+leer ik+vak. De zinsdelen lopen parallel aan elkaar.
Latijn: ‘veni, vidi, vici’ (Caesar)
Inmiddels ken je de vertaling van deze bekende Latijnse uitspraak wel, maar dit is ook een voorbeeld van parallellisme. Hier worden drie keer werkwoorden gebruikt in de ik-vorm, die parallel aan elkaar lopen.
Personificatie
Bij een personificatie geeft de schrijver een niet menselijk iets toch een menselijke eigenschap.
Nederlands: ‘De tijd vloog tijdens de uitleg van die leraar.’
Bij dit voorbeeld krijgt tijd een menselijk eigenschap, terwijl tijd natuurlijk niet kan vliegen.
Latijn: ‘fortuna caeca est’-‘geluk is blind.’ (Cicero)
In dit geval wordt geluk gepersonifieerd door te stellen dat het blind is, maar dat is niet mogelijk. Er wordt bedoeld dat geluk willekeurig is en geen rekening houdt met individuele omstandigheden.
Pleonasme
Bij dit stijlfiguur wordt een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord nogmaals uitgedrukt, terwijl dit eigenlijk overbodig is.
Nederlands: ‘Bij LO moesten we in een ronde cirkel gaan staan.’
Je hoeft het woord ‘ronde’ helemaal niet toe te voegen, een cirkel is altijd rond.
Latijn: ‘rursus reverterunt’-‘ze keerden opnieuw terug.’ (Caesar)
Rursus hoeft hier niet in de tekst, want zonder dat woord staat er ‘ze keerden terug’ en ‘opnieuw’ is dan overbodig. Terugkeren betekent namelijk al dat ze eerder op die plek zijn geweest.
Polysyndeton
Is een opsomming waarbij er minstens drie tekstelementen genoemd worden met voegwoorden. Deze voegwoorden zijn gewoonlijk grammaticaal niet noodzakelijk.
Nederlands: ‘Ik heb een voldoende gehaald voor wiskunde en voor Latijn en voor geschiedenis en voor Frans.’
Latijn: ‘amor et timor et spes et fides’-‘liefde en angst en hoop en geloof.’
Ook de vervoeging -que kun je vaak herhaaldelijk tegenkomen in het Latijn bij een polysyndeton.
Praeterio (Cicero)
Bij een praeterio zeg je dat je iets niet wilt benoemen, maar door dit te doen benoem je het juist wel en leg je er nadruk op.
Nederlands: ‘Ik wil niet weer over die toets beginnen, maar hoeveel had jij eigenlijk?’
Latijn: ‘non dicam, quid inter nos fuerit; scio quid interest inter illum et me’-‘ik zal niet zeggen wat er tussen ons is gebeurd; ik weet wat het verschil is tussen hem en mij.’ (Seneca)
Prolepsis
Een prolepsis wordt gebruikt wanneer een zinsdeel nadruk moet krijgen. Deze wordt dan geïsoleerd voorop geplaatst, om spanning op te wekken.
Nederlands: ‘De slimme student, lost het moeilijke probleem op.’
De nadruk wordt hier gelegd op het feit dat het een slimme student is door het eerste deel van de zin te isoleren.
Latijn: ‘beatus, laetitiam sentit’-‘gelukkig, hij voelt vreugde.’
Hier wordt de nadruk gelegd op de opluchting; ‘gelukkig’.
Repetitio
Dit is een van de Latijnse stijlfiguren die niet moeilijk te onthouden is. Gebruik ons woord repeteren, wat herhalen betekent. Een repetitio is dan ook een herhaling waarbij er bijzondere nadruk gelegd wordt op het herhaalde woord.
Nederlands: ‘Studeren, studeren en nog eens studeren.’
Latijn: ‘amat, amat etiam puer’-‘hij houdt van, hij houdt zelfs van het kind.’
Retorische vraag
Deze ken je al zeker? Bij een retorische vraag stel je een vraag waar je geen antwoord op verwacht.
Nederlands: ‘Denk je nu echt te slagen zonder te studeren?’
Latijn: ‘quis custodiet ipsos custodes?’-‘wie zal de bewakers zelf bewaken?’ (Juvenalis)
Hier stelt Romeins dichter Juvenalis de kwestie van controle en machthebbers in vraag.
Sententia (gnome)
Een sententia is een korte spreuk met een boodschap. Je zou dit ook kunnen kennen als een gnome.
Nederlands: ‘Een goed begin is het halve werk.’
Latijn: ‘carpe diem’- ‘pluk de dag.’ (Horatius)
Tautologie
Een herhaling waarbij je een synoniem gebruikt om nadruk te leggen.
Nederlands: ‘Die toets gaat zeker en vast goed komen.’
Latijn: ‘tempora sunt variabila et multabila’-‘tijden zijn veranderlijk en veranderlijk.’
Trikolon
Bij een trikolon zijn er drie elementen in een zin die bijna gelijk zijn. In dit geval zijn de woorden, lengte en structuur identiek.
Nederlands: ‘Op school leer ik lezen met begrip, schrijven met creativiteit, spreken met overtuiging.’
Latijn: ‘veni, vidi, vici’ (Caesar)
Oké, dit is de laatste keer dat je deze voorbij ziet komen, maar het is een goed voorbeeld van een trikolon. Dit is een driedelige zin met nagenoeg dezelfde woorden, structuur, lengte en opbouw.
Vergelijking
De allerlaatste van de Latijnse stijlfiguren: de vergelijking. Bij een vergelijking is het doel een situatie te beschrijven of een gebeurtenis te versterken. Een vergelijking bestaat uit drie elementen:
- Het afgebeelde: datgene dat met iets anders vergeleken wordt.
- Het beeld: datgene waar het mee vergeleken wordt.
- Het punt van overeenkomst: datgene waar het afgebeelde en het beeld in overeen komen.
Nederlands: ‘Bijles is net als een extra zaklamp in het donker; het schijnt een nieuw licht op een onderwerp en maakt het helderder.’
Bijles wordt hier dus vergeleken met een extra zaklamp in het donker, met als overeenkomst nieuw licht schijnen en het ophelderen van een onderwerp.
Latijn: ‘vita flumen est; temporibus agitur’-‘het leven is een rivier; het wordt meegesleurd door de tijd.’
Het leven wordt in dit geval dus vergeleken met een rivier, met als overeenkomst het meegesleurd worden door de tijd.
Zo, je bent eindelijk door alle Latijnse stijlfiguren heen. De meeste kunnen je ook helpen bij het vak Nederlands. Heb je nog altijd problemen met Latijnse stijlfiguren of een ander onderwerp? Vraag dan bijles aan voor jouw specifieke onderwerp en krijg de beste docent toegewezen voor al je vragen.
Schrijf je hieronder in voor onze maandelijkse -spamvrije- nieuwsbrief!