written by
Jorn Lelong

Zij, hen of hun? Zo houd je ze uit elkaar

Bijleren: talen 3 min read

Haal jij zij, ze, hen en hun steeds door elkaar? Dan ben je niet alleen. Het verschil tussen zij, hen en hun is een van de meest opgezochte taalkwesties. Hoe zit het nu echt in elkaar? We leggen het duidelijk uit!

Zijn, hen en hun zijn persoonlijke voornaamwoorden. Ze verwijzen dus naar een groep personen of andere levende wezens. Wat weten we verder? Ze staan altijd in de derde persoon meervoud. Dat zie je in onderstaand schema.

zijn, hen of hun

Zij of ze: de onderwerpsvorm

We weten al dat zij/ze, hen en hun dus alle drie persoonlijke voornaamwoorden in derde persoon meervoud zijn. Tot zover de gelijkenissen! Laten we nu kijken waarin ze verschillen.

❗️Wordt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in de zin gebruikt? Dan heb je slechts een keuze: zij!

Voorbeeld:

  • Jelle en Karen houden van zwemmen. Zij zwommen jarenlang voor hetzelfde zwemteam. (dus niet: hun zwommen, hen zwommen)
  • Lien en David stoppen nog langs de supermarkt. Zij zijn zonnecrème vergeten! (dus niet: hun hebben, hen hebben)

Opgelet: In Nederlandse spreektaal, of in sommige dialecten wordt ‘hun’ wel eens als onderwerp gebruikt. Denk maar aan wijlen Johan Cruijff, de bekende Nederlandse voetballer die al even gevleugeld was in zijn taalgebruik: “Als wij de bal hebben, kunnen hun niet scoren!” Hoe leuk het ook klinkt, dit behoort niet tot de Nederlandse standaardtaal. Als je dus een opstel gaat schrijven, laat dat Cruijfiaans dus dan maar even achterwege!

Hen of hun?

De meeste verwarring bestaat echter tussen de vormen hen en hun. Deze vormen verwijzen namelijk niet naar het onderwerp van de zin, maar naar het voorwerp.

Hen of hun

Bijvoorbeeld: Lien vraagt David: “Heb jij Karen en Jelle al gespot?” “Ja, ik zag hen net parkeren.”

Maar hoe weten we nu wanneer we hen of hun moeten gebruiken? Aan de hand van de volgende stappen leer je ze onderscheiden.

1. Staat er een voorzetsel?

Als er een voorzetsel bijstaat, dan gebruiken we hen.
Bijvoorbeeld:

  • Jelle en Karen halen meteen hun zwemkleren boven. Voor hen kan het zwemmen niet snel genoeg beginnen!
  • Lien en David blijven achter bij de spullen. Dankzij hen kunnen Jelle en Karen zorgeloos baden!
  • Plots schrikken David en Lien. Een jongetje dat een frisbee probeert te vangen, struikelt over hen!

2. Welke functie heeft het voornaamwoord?

Als er geen voorzetsel bijstaat, dan moeten we kijken welke functie het voornaamwoord in de zin inneemt. We zeiden al dat hen en hun het voorwerp in de zin vormen. Dan zijn er twee mogelijkheden!

Meewerkend voorwerp

Is het voornaamwoord een meewerkend voorwerp, dan gebruiken we hun. Hoe herken je nu een meewerkend voorwerp in de zin? Simpel: je kunt het vervangen door hen + aan of voor! Bijvoorbeeld:

  • De ober komt langs bij Lien en David. Hij schenkt hun een kopje koffie in. (Hij schenkt voor hen een kopje koffie in.)
  • De jongens raken even hun bal kwijt. Een kind vist hem uit het water en geeft hun de bal terug. (Het kind geeft aan hen de bal terug.)

Lijdend voorwerp

Wordt het voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruikt, dan gebruiken we hen. Het lijdend voorwerp ondergaat de actie in de zin. Ook belangrijk: bij het lijdend voorwerp staat geen voorzetsel, en je kunt er - anders dan bij het meewerkend voorwerp - ook geen voorzetsel voor denken. Bijvoorbeeld:

  • Lien vraagt aan David: “Weet jij waar de anderen ergens rondhangen?” “Ik heb hen al een hele tijd niet meer gezien!”
  • David antwoordt lachend: “Ach, ze zijn oud genoeg. We hoeven hen niet de hele tijd in de gaten te houden!”
Tip: om te controleren of je met een lijdend voorwerp te maken hebt, kun je de zin passief maken en controleren of je ‘hen’ kan vervangen door de onderwerpsvorm ‘zij’. Bijvoorbeeld:
  • Wanneer de vrienden iets te veel met water spetteren, snauwt een man hen af. Controle: Zij worden door de man afgesnauwd.

Met deze regels in het achterhoofd wordt het onderscheid tussen hen en hun een fluitje van een cent. We vatten het graag nog een keer je samen samen. De volgende keer dat je twijfelt tussen hen of hun, ga je simpelweg door deze eenvoudige checklist:

Zij, hen of hun

Ziezo, alweer een mysterie van de Nederlandse taal opgelost! Heb je moeite met andere aspecten van de Nederlandse grammatica? Aarzel dan niet om een bijlesdocent Nederlands aan te vragen bij BijlesHuis.

Laat hieronder je gegevens achter en blijf zo maandelijks op de hoogte van onze nieuwste artikels! Je ontvangt verder geen reclame of andere e-mails.


Nederlands taal leren grammatica
Updates ontvangen met didactische inzichten?
Sign up for our newsletter