Stijlfiguren worden gebruikt door schrijvers om hun teksten levendiger te maken, de aandacht van de lezer te trekken of iets kracht bij te zetten. Zo kan je nadruk leggen op bepaalde tekstelementen of wat extra spanning creëren. Ook in het dagelijkse leven gebruik je regelmatig stijlfiguren, vaak zonder dat je het doorhebt. Er bestaan veel stijlfiguren, dus als je ze allemaal moet kennen voor het vak Nederlands is dat een behoorlijke uitdaging. Om het iets eenvoudiger voor je te maken, hebben we de belangrijkste stijlfiguren voor je op een rijtje gezet met voorbeelden in voetbalthema. Spits je oren goed: wij geven de voorzetjes in deze blog, zodat jij ze kan binnenkoppen tijdens je toets!

Inhoudstafel stijlfiguren

Alliteratie

Om af te trappen, de alliteratie: dit is een stijlfiguur waarbij de beginletters van twee of meer woorden overeenkomen:

‘Wat een dodelijke dribbel van de Bruyne!’

Anafoor

Een anafoor is een herhaling van een woord aan het begin van twee of meer opeenvolgende zinnen, zinsdelen of regels. Het doel van een anafoor is om nadruk te leggen op een deel van de zin.

Weer een goede actie, weer een goed schot en weer een goede redding!’

Antithese

Bij een antithese verbind je twee tegenovergestelde begrippen om een bepaalde spanning te creëren.

‘Messi is misschien klein, maar hij is een groots voetballer.’

Apostrofe

De auteur richt zich bij een apostrofe tot een andere persoon, wezen of (een) object. Wanneer het om een andere persoon gaat, is die vaak overleden of niet aanwezig.

‘Oh bal, waarom ga je er nu niet in?’

Assonantie

Een assonantie is een rijmvorm waarbij de klinkers van twee (of meerdere) lettergrepen of woorden hetzelfde zijn.

‘De fans op de tribune juichen luid, hun geluid vult het stadion.’

Asyndeton

Bij een asyndeton worden de delen van een opsomming met elkaar verbonden door komma’s en voegwoorden worden weggelaten. Het asyndeton kan in twee verschillende stijlfiguren worden onderverdeeld: het copulatief asyndeton en het adversatief asyndeton. Bij een copulatief asyndeton kun je het voegwoord 'en' invoegen, terwijl je bij een adversatief asyndeton het voegwoord 'maar' kunt toevoegen.

Copulatief asyndeton

‘Snelheid, kracht, (en) finesse - deze speler heeft het allemaal.’

Adversatief asyndeton

‘Een prachtige pass, (maar) dat levert balverlies op.’

Chiasme

Het chiasme, ook wel kruisstelling genoemd, is een stijlfiguur waarbij twee zinnen of delen van een zin een kruis vormen. Het eerste deel wordt omgewisseld met het tweede deel.

Zijn talent inspireert de fans en de fans inspireren zijn talent.’

Climax (of anticlimax)

Een climax is een opsomming van ten minste drie woorden of zinsdelen die altijd in kracht toenemen. Bij een anticlimax nemen de delen juist in kracht af.

Climax

‘Ze maken het doelpunt, winnen de wedstrijd en worden kampioen!’

Anticlimax

‘Eerst de gelijkmaker, dan de achterstand en uiteindelijk verloren.’

Contaminatie

Bij een contaminatie worden twee woorden of woordgroepen onjuist gecombineerd (of verhaspeld). Vaak is een contaminatie een stijlfout, maar het kan ook als een stijlfiguur gezien worden.

‘Dat leek op buitenspel! De VAR gaat het nachecken.’

Hier is nachecken een stijlfout. Het is een contaminatie van nakijken en checken. Het kan dus ook beschouwd worden als een stijlfiguur.

Ellips

Bij een ellips laat je een of meerdere woorden weg die als vanzelfsprekend beschouwd kunnen worden. Je moet bij een ellips op basis van de context kunnen terughalen wat er bedoeld wordt.

Kan je het verloop van de wedstrijd beschrijven?’ ‘De eerste helft (verliep) moeizaam, de tweede helft (was) dominant.’

Het is hier aan de hand van de gestelde vraag (context) duidelijk dat het antwoord het verloop van de wedstrijd beschrijft zonder het woord nogmaals te gebruiken. Daarom is het een goed voorbeeld van een ellips.

Enallage

Bij deze stijlfiguur laat je een bijvoeglijk naamwoord grammaticaal bij een woord horen waar dat minder goed bij past dan bij een ander woord in de zin.

‘De scheidsrechter gaf een twijfelende gele kaart.’

Het zou hier logischer zijn om ‘twijfelende’ voor ‘scheidsrechter’ te plaatsen.

Enumeratie

Een enumeratie is een opsomming, die meestal gebruikt wordt om ergens nadruk op te leggen.

‘Doku passeert één, twee, drie verdedigers alsof ze er niet staan.’

Eufemisme

Dit is een van de bekendste stijlfiguren. Wanneer je een eufemisme gebruikt, druk je iets verzachtender uit dan het is.

‘Hij was ongelukkig bij die doelkans.’

Dit kan een eufemisme zijn voor: ‘hij miste een grote kans.’ Door het woord ‘ongelukkig’ te gebruiken, kom je minder kritisch en hard over.

Hyperbool

Bij deze stijlfiguur zeg je iets sterk overdreven.

‘Je kan geen seconde wegkijken van deze wedstrijd!’

Ironie

Bij ironie zeg je het tegenovergestelde of iets anders dan wat je bedoelt. Vaak gebruik je ironie om ergens mee te spotten.

‘Hij speelt voor de tegenstander vandaag.’

Dit kan je zeggen wanneer een speler niet goed speelt vandaag, maar het betekent natuurlijk niet dat de speler daadwerkelijk voor de tegenstander speelt.

Litotes

Bij een litotes bevestig je iets door het tegenovergestelde te ontkennen. Het doel van de litotes is juist om een sterke bevestiging uit te drukken.

‘Het was niet bepaald een slechte wedstrijd van ons.’

Dit kan je zeggen wanneer je een goede wedstrijd hebt gespeeld. Door het op deze manier te verwoorden leg je extra nadruk op het feit dat het een goede wedstrijd was.

Metafoor

Dit is een vergelijking waarbij je een woord of zinsdeel volledig vervangt en het voegwoord ‘zoals’ niet gebruikt. Bij een gewone vergelijking gebruik je wel een voegwoord.

‘Lukaku scoort weer! Wat een doelpuntenmachine!’

Hier bedoel je natuurlijk niet echt dat Lukaku een machine is, maar maak je de vergelijking om te benadrukken hoe goed de speler is in doelpunten maken.

Metonymie

Let op dat je de stijlfiguren metonymie en metafoor niet verwart. Bij een metonymie duid je ook iets aan met een ander woord, maar gebruik je een logisch en aantoonbaar verband om de verwijzing te maken. Er zijn verschillende manieren om een metonymie te gebruiken. Zo kan je een deel noemen terwijl je het geheel bedoelt, het geheel noemen terwijl je een deel bedoelt en ook op basis van het materiaal iets benoemen. Daarnaast bestaan nog talloze vormen van een metonymie.

‘De scheidsrechter wilde even de koppen tellen om zeker te zijn dat het 11 tegen 11 was.’

Met ‘de koppen’ wordt er de spelers bedoeld (deel voor het geheel).

‘De Belgen winnen van de Nederlanders!’

Hier worden beide volken genoemd, terwijl het enkel om de elftallen gaat (geheel voor een deel).

‘De bal raakt het aluminium!’

In dit geval maak je de verwijzing door het materiaal te benoemen van de deklat of doelpaal. Doordat ze een aantoonbaar verband hebben (het materiaal) is dit een goed voorbeeld van een metonymie.

Parabool (understatement)

Een parabool of understatement is een uitdrukking waarbij je iets opzettelijk minimaliseert of zwakker uitdrukt, vaak om een ironisch effect te creëren.

‘5-0 voor België, niet slecht ...’

Paradox

Een tegenstelling die op het eerste gezicht niet logisch lijkt, maar dat bij nader inzien wel is. Ook wel een schijnbare tegenstelling genoemd.

‘ De aanval is de beste verdediging.’

Deze bekende uitspraak van Johan Cruijff is een perfect voorbeeld van een paradox. Het lijkt een rare zin, omdat de twee niet samen lijken te gaan, maar toch is het logisch. Hier wordt bedoeld dat het beter is om zelf initiatief te nemen dan de problemen af te wachten.

Parallellisme

Wanneer twee of meer zinnen of tekstelementen grammaticaal of inhoudelijk parallel aan elkaar lopen.

‘Hij kan dribbelen, hij kan passen, hij kan scoren.’

Hier zie je drie zinsdelen die bestaan uit: onderwerp (hij) + persoonsvorm (kan) + infinitief (vaardigheid). Aangezien de structuur van de zinsdelen hetzelfde is, spreken we hier van parallellisme.

Personificatie

Bij een personificatie krijgt een niet-menselijke zaak een menselijke eigenschap.

‘De bal wil maar niet in het doel gaan!’

Een bal kan als object niet iets willen, maar krijgt toch vaak deze eigenschap toegeschreven.

Pleonasme

Zoals al eerder aangestipt, kunnen stijlfouten soms ook als stijlfiguren gezien worden, en andersom. Het pleonasme is hier een goed voorbeeld van. Bij een pleonasme wordt een eigenschap of kenmerk van een woord nogmaals uitgedrukt, terwijl dit eigenlijk overbodig is.

‘De spelers staan klaar voor de aftrap op het groene gras van het Koning Boudewijnstadion’

In dit geval is benoemen dat het gras groen is, overbodig. Het kan wel een bewuste keuze zijn om het toch uit te spreken om meer spanning te creëren.

Retorische vraag

Bij een retorische vraag stel je een vraag waar je eigenlijk geen antwoord op verwacht. Dat wist je al zeker?

‘Heeft die scheidsrechter een bril nodig of ziet hij het gewoon niet?’

Dit kan je vragen uit frustratie, om te benadrukken dat de scheidsrechter geen goede wedstrijd fluit volgens jou.

Tautologie

Ook dit is een van de stijlfiguren die als een stijlfout bestempeld kan worden. Een tautologie is een combinatie van twee woorden die dezelfde betekenis hebben.

‘Hij bleef kalm en beheerst bij die strafschop.’

Kalm en beheerst beschrijven hier twee keer hetzelfde. Het is overbodig om beide woorden te gebruiken in deze zin.


Dat waren alle stijlfiguren die je moet kennen. We hopen dat je ze na dit laatste fluitsignaal nooit meer vergeet. Heb je nog altijd moeite met de stijlfiguren of een ander onderdeel van de Nederlandse taal? Vraag dan bijles aan via BijlesHuis. Wij leveren de assist, zodat jij de perfecte lesgever kan scoren!

🌐 BijlesHuis - Vind de perfecte lesgever

Wil je op de hoogte blijven van onze nieuwste artikels? Schrijf je dan in voor onze maandelijkse nieuwsbrief:

Ook aan anderstalige leerlingen bieden we begeleiding op maat. Zo volgen ze Dutch tutoring, meestal met een private Dutch teacher.